Vanaf 1 januari 2026 zullen automobilisten in Nederland meer gaan betalen voor hun brandstof. De accijns op benzine stijgt met 5,5 procent, wat resulteert in een accijns van 84 cent per liter. De dieselprijs gaat met 3 cent omhoog, naar een accijns van 55 cent per liter.

Deze accijnsverhogingen zijn bedoeld om de kosten van het openbaar vervoer te dekken. De extra accijnsopbrengst van 450 miljoen euro over de komende twee jaar maakt het mogelijk om de voor dit jaar geplande bezuinigingen op het regionaal vervoer, ter hoogte van 250 miljoen euro, terug te draaien. Hierdoor zijn maatregelen zoals het afschalen van buslijnen en het verhogen van treinticketprijzen, waarvoor al stappen waren gezet, van de baan.

Ondanks de terugdraaiing van de bezuinigingen, blijft Nederland de hoogste brandstofaccijnzen binnen de Europese Unie hanteren. De Nederlandse accijns op brandstof ligt naar verluidt 10 tot 15 procent hoger dan in Italië en Griekenland, de landen met de op één na hoogste accijnzen, waarover bovendien nog btw wordt geheven.

Pomphouders in de grensstreek, met name aan de Duitse grens, zien hun positie onder druk komen te staan. Benzine is in Duitsland circa 25 cent per liter goedkoper dan in Nederland. Ook in België is benzine voordeliger, met een prijsverschil van ongeveer 15 cent per liter, wat leidt tot grensoverschrijdend tankgedrag.

De stijgende kosten voor autorijden hebben directe gevolgen voor de mobiliteitskeuzes van huishoudens. Bijna de helft van de autorijders geeft aan aanpassingen te doen om de hogere kosten te kunnen opvangen, waaronder bezuinigen op vakanties.

De aanpassing in het accijnsbeleid volgt op de recente Tweede Kamerverkiezingen. Hoewel voor de verkiezingen werd gesproken over het doorzetten van de bestaande accijnskorting op brandstof, maakte de nieuwe zetelverdeling in de Kamer een krappe meerderheid mogelijk die besloot de korting gedeeltelijk terug te draaien. Dit besluit sluit aan bij de standpunten van partijen zoals het CDA, die pleiten voor verlaging van de accijnskorting.