1. De Tsjeka, de geheime politie opgericht na de bolsjewistische machtsgreep in november 1917, was verantwoordelijk voor massamoord, marteling en terreur. De activiteiten van de Tsjeka kenmerkten zich door wijdverbreide wreedheden, waaronder moord, marteling en verkrachting. Wraak was een belangrijke motiverende factor voor sommige leden. Deze wreedheden duurden decennia en bereikten een hoogtepunt tijdens de Grote Terreur (1937-1938). De Duitse inval in juni 1941 maakte een einde aan de directe wreedheden van de Tsjeka, maar bij de terugtocht werden gevangenen nog steeds vermoord. Rapporten beschrijven massamoorden, marteling en verminking van lichamen van gevangenen, zowel tijdens de reguliere Tsjeka-activiteiten als tijdens de terugtocht in 1941.

2. Joden waren oververtegenwoordigd in de Tsjeka in vergelijking met hun aandeel in de Sovjetbevolking, met een aanzienlijk deel van het personeel, vooral in hogere posities.

3. Tsjeka-agenten droegen vaak leren jassen.

4. Er zijn aanwijzingen dat cocaïnegebruik onder Tsjeka-agenten wijdverbreid was. Cocaïne was rond de tijd van de Russische revolutie makkelijk verkrijgbaar.