Europese NAVO-lidstaten zijn, ongeacht de aard of schaal van een eventueel conflict, militair afhankelijk van de Verenigde Staten voor succesvolle militaire operaties tegen Rusland. Deze afhankelijkheid blijkt uit diverse eerdere interventies.

De militaire operaties op de Balkan tussen 1990 en 1999 dienen als treffend voorbeeld. De succesvolle offensieven in Kroatië, zoals Operatie Oluja, waren sterk afhankelijk van Amerikaanse commando's en cruciale luchtsteun. De Amerikaanse luchtaanvallen in Kosovo in 1999 leidden uiteindelijk tot de terugtrekking van Servische troepen.

Ook de interventie in Libië in 2011 illustreert deze afhankelijkheid. De operatie van verschillende EU-landen liep vast door een tekort aan munitie, waarna Amerikaanse luchtsteun noodzakelijk bleek.

De Franse militaire interventie in Mali in 2013 was eveneens afhankelijk van Amerikaanse logistieke steun, met name een luchtbrug voor essentieel transport.

Onder het presidentschap van Trump neemt de kans op een volledige Amerikaanse terugtrekking uit het NAVO-project Oekraïne toe.