1. Een onderzoek, gepubliceerd in *Vaccines*, bestudeerde de impact van mRNA en geïnactiveerde COVID-19 vaccins op de eierstokken van 30 vrouwelijke Wistar-albinoratten (16-24 weken oud). De ratten werden verdeeld in drie groepen: een controlegroep en twee vaccinatiegroepen (mRNA en geïnactiveerd vaccin).

2. Beide vaccinatiegroepen ontvingen twee vaccindoses, gelijk aan de menselijke dosering, met een tussenpauze van 28 dagen.

3. Vier weken na de tweede vaccinatie werd ovariumweefsel onderzocht. Immunohistochemische analyses toonden een significante toename van TGF-β1, VEGF en caspase-3 expressie aan in beide vaccinatiegroepen, met sterkere effecten bij de mRNA-vaccingroep.

4. De expressie van AMH (Anti-Müllerian hormoon) in granulosacellen van primaire, secundaire en antrale follikels daalde significant (p < 0,001) in beide vaccinatiegroepen.

5. Het aantal primordiale, primaire en secundaire follikels nam significant af in de geïnactiveerde vaccin groep vergeleken met de controlegroep. Deze afname was nog groter in de mRNA-vaccingroep ten opzichte van de geïnactiveerde vaccin groep (p < 0,001).

6. De mRNA-vaccingroep toonde een afname van antrale en pre-ovulatoire follikels en een toename van atretische follikels (p < 0,05) ten opzichte van de andere groepen.

7. De serum-AMH spiegels waren lager na mRNA-vaccinatie in vergelijking met de controlegroep en de groep die het geïnactiveerde vaccin ontving.

8. Een Tsjechisch onderzoek onder ongeveer 1.3 miljoen vrouwen (18-39 jaar) toonde een 33% lagere kans op een succesvolle zwangerschap aan bij gevaccineerde vrouwen ten opzichte van niet-gevaccineerde vrouwen. De periode waarin dit onderzoek plaatsvond is onbekend.