Een recent adviesrapport, gebaseerd op een uitspraak van het gerechtshof Den Haag, schat dat circa 7% van de Nederlandse veehouderijen, ongeveer 2300 bedrijven van de in totaal 33.550, mogelijk maatregelen moeten nemen vanwege overmatige stankoverlast.

Voor ten minste 1300 van deze bedrijven zijn geen technische oplossingen beschikbaar om de geurhinder te verminderen. In deze gevallen is veestapelinkrimping noodzakelijk.

Geurhinder van veehouderijen kan leiden tot gezondheidsklachten bij omwonenden, zoals hoofdpijn, benauwdheid, duizeligheid en slapeloosheid.

In 2022 bepaalde een rechter al dat de overheid omwonenden onvoldoende had beschermd tegen geurhinder van veehouderijen. Deze uitspraak volgde op een zaak aangespannen door zestien omwonenden in verschillende provincies.

Het gerechtshof in Den Haag oordeelde in hoger beroep dat de mensenrechten van twee omwonenden geschonden waren. De gemeten geurconcentraties bij deze omwonenden waren 34 en 57,6 ou (odour units), significant hoger dan de wettelijke norm van 14 ou. Een waarde van 14 ou betekent dat een geurmonster veertien keer verdund moet worden om voor de gemiddelde persoon onmerkbaar te zijn.

Het gerechtshof oordeelde in deze specifieke zaak dat de overheid bij een geurconcentratie van 25 ou maatregelen had moeten nemen.

Het gerechtshof benadrukt dat deze uitspraak enkel betrekking heeft op zeer extreme gevallen en geen algemene norm voor acceptabele geurconcentraties vaststelt.

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt momenteel aan nieuwe geurwetgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraak van het gerechtshof.

De staatssecretaris van Milieu verklaarde dat de uitspraak van het gerechtshof alleen gevolgen heeft voor de direct betrokken partijen in de rechtszaak, en niet voor andere veehouderijen die stankoverlast veroorzaken.