1. Het Internationaal Gerechtshof in Den Haag heeft een door Soedan ingediende genocidezaak tegen de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) verworpen. De reden voor de verwerping was de onbevoegdheid van het Hof.

2. Soedan beschuldigde de VAE van medeplichtigheid aan genocide tegen de Masalit-bevolking in Darfur, gebaseerd op de definitie van genocide zoals vastgelegd in het Genocideverdrag van 1948.

3. De beschuldiging richtte zich op de vermeende steun van de VAE aan de Rapid Support Forces (RSF), een paramilitaire militie actief in het conflict in Darfur, een conflict gekenmerkt door wijdverspreid geweld.

4. Human Rights Watch en de Verenigde Staten hebben de acties van de RSF tegen de Masalit-bevolking eveneens als genocide gekwalificeerd.

5. Soedan beargumenteerde dat de VAE, door hun steun aan de RSF, het Genocideverdrag van 1948 hebben geschonden.

6. De VAE erkennen het Genocideverdrag, maar hebben bij de ondertekening een voorbehoud gemaakt dat de jurisdictie van het Internationaal Gerechtshof beperkt.

7. Het Internationaal Gerechtshof uitte grote bezorgdheid over het geweld in Soedan, maar kon, vanwege het voorbehoud van de VAE, geen actie ondernemen.

8. Er zijn diverse rapporten, waaronder diplomatieke waarschuwingen en journalistieke onthullingen (bijvoorbeeld een onderzoek van The New York Times), over de militaire, economische en politieke betrokkenheid van de VAE bij de oorlog in Soedan, inclusief suggesties van geheime bewapening van de RSF onder het mom van humanitaire hulp.

9. De VAE ontkennen de beschuldigingen van steun aan de RSF en hebben de Soedanese aanklacht als een publiciteitsstunt bestempeld.